Koen Caris

Ernesto Interviewt: Koen Caris

30 juni 2021

Elke week interview ik iemand uit de theaterwereld en deze week is Koen Caris aan de beurt. Hij staat bekend bij de theaterboekhandel om zijn toneelteksten MIJN en El Camino die beide geproduceerd zijn door Theater Bellevue. Op 8 juli komt zijn debuutroman Stenen Eten uit bij Uitgeverij Atlas Contact.

Ik ben als puber begonnen met schrijven om ongeveer dezelfde redenen dat ik toen eindeloos computerspellen speelde: ik hou ervan om in andere werelden rond te dolen. Om de echte wereld tijdelijk te ontsnappen, en haar bij terugkomst misschien nét iets beter te begrijpen. Dat begon met gamen. Dat taal en theater iets soortgelijks konden bieden, was echt een ontdekking voor mij. Ik had een heel goede dramadocent, die mijn liefde voor theater verder heeft aangeblazen. In eerste instantie wilde ik acteur worden, maar uiteindelijk paste het verzinnen van verhalen beter bij me dan het vertolken ervan (het hielp bij die keuze dat ik ook niet heel goed kon acteren).

Waar haal ik mijn inspiratie vandaan om te gaan schrijven? Meestal begint het bij een krantenbericht of ander nieuwsitem; een gebeurtenis of ontwikkeling die me nerveus of hoopvol maakt. Zodra ik me de vraag stel: ‘Hoe zou het voelen als…?’ weet ik dat het bruikbaar kan zijn. Vervolgens moet dit gegeven ergens achter in mijn hoofd rijpen en uitgroeien tot een concept. Dit kan best lang duren; jaren soms. Ik houd erg van theaterstukken die fantasierijke, hyperbolische uitgangspunten nemen, om zo juist heel precies te onderzoeken waarom wij mensen ons op een bepaalde manier gedragen. De vrijheid die je als schrijver daarbinnen hebt, maakt dat fictie voor mij dé manier is om alles wat er om ons heen gebeurt, invoelbaar te maken.

Een uitzondering hierop vormt mijn debuutroman Stenen eten, die 1 juli verschijnt. Hiervoor heb ik me laten inspireren door twee onderwerpen uit mijn eigen jeugd: de dood van mijn halfzus toen ik negen was, en jaren later mijn zoektocht omtrent mijn geaardheid. Ik vond het best spannend om over dingen te schrijven die zo dicht bij huis liggen. Maar net als in mijn toneelstukken heb ik die elementen zodanig veranderd, verknipt en door elkaar gehusseld dat het resultaat nadrukkelijk fictie is.

Omdat ik vrij plotgedreven teksten schrijf, waarin veel dingen gebeuren die elkaar allemaal beïnvloeden, ontkom ik er niet aan vroeg in het proces een (grove) structuur uit te werken. Zo wil ik voorkomen dat ik per ongeluk een foute afslag neem en later in de problemen kom, als ik dingen moet veranderen die dan al verknoopt zijn geraakt met de rest.

Heeft schrijven/toneel mijn leven veranderd? Ik denk dat een goed verhaal je kijk op de wereld verandert. Dat hoeft allemaal niet heel groots of permanent te zijn; misschien sta je, nadat je een boek uit hebt, net iets langer stil bij de levens achter de gezichten die op je straat passeert. Misschien lees je, na een toneelstuk te hebben gezien, een krantenartikel dat je daarvoor zou hebben overgeslagen. Verhalen kunnen je empathie aanwakkeren, naar anderen én naar jezelf toe, en je leren je oordeel uit te stellen. Dat gebeurt als je verhalen tot je neemt, maar ook als je ze schrijft.

Een boek waar ik steeds weer bij terugkom is A Home at the End of the World van Michael Cunningham. Ik las dit voor het eerst toen ik twintig was, en herlees het sindsdien bijna elk jaar. De personages die Cunningham creëert zijn zó levensecht, zo gelaagd en vol van leven, dat ze bijna echter aanvoelen dan bestaande mensen.

Tips van Koen
Ik denk dat de standaardtips het meest waardevol zijn: zorg dat je veel leest én ziet (vooral de stukken die je gelezen hebt). Verzamel een paar goede lezers om je heen die kritisch naar je werk kijken. En probeer zicht te houden op wat jij interessant vindt, wat jou raakt, en je oren niet te veel te laten hangen naar wat anderen maken. Het is uiteindelijk toch jouw unieke kijk, die specifieke combinatie van talenten, vragen, dromen en interesses die jij hebt en niemand anders, waardoor je mensen kunt raken.